Grillig nederlands betekenis

lig 1) als je grillen hebt Voorbeeld: 'Ze is meestal aardig, maar kan soms heel grillig zijn.' Synoniem: onberekenbaar 2) erg onregelmatig Voorbeeld: 'een grillig verloop van de handel op de beurs' Synoniemen: capricieus kronkelend nukkig onberekenba. 1. bn. (wispelturig, veranderlijk, vol kuren, zonderling): April is een grillige maand, de grillige fortuin; bij uitbr. een grillige inval; 2. bw. (op grillige wijze): het beekje, dat zich grillig slingert.
Grillig nederlands betekenis lig (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) 1 wispelturig, veranderlijk 2 zonderling, vreemd: grillige vormen.
grillig nederlands betekenis

Eigenaardig

eigenaardig (comparative eigenaardiger, superlative eigenaardigst) idiosyncratic, peculiar; Declension [edit] Declension of eigenaardig; uninflected eigenaardig. eigenaardig - English translation of eigenaardig from Dutch from the dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary. Eigenaardig biedt zeven verschillende definities van het bijvoeglijk naamwoord eigenaardig, dat betekent anders dan normaal. Bekijk de synoniemen, voorbeelden en herkomst van het woord.
eigenaardig

Vreemd

vreemd (comparative vreemder, superlative vreemdst) strange, weird, odd Synonyms: raar, eigenaardig, buitenissig; foreign, exotic Synonym: uitheems vreemde insluiting ― foreign inclusion. (Translation of vreemd from the PASSWORD Dutch–English Dictionary © K Dictionaries Ltd). Vreemd Translation for 'vreemd' in the free Dutch-English dictionary and many other English translations.
vreemd

Onvoorspelbaar

onvoorspelbaar (comparative onvoorspelbaarder, superlative onvoorspelbaarst) unpredictable; Declension [edit] Declension of onvoorspelbaar; uninflected onvoorspelbaar. voor·spel·baar zo dat je niet kunt raden wat er gaat gebeuren Voorbeelden: 'Menselijk gedrag is zeer onvoorspelbaar.', 'De combinatie van paddo's met alcohol heeft onvoorspelbare effecten.' Antoniem: voorspelbaar Synoniemen: grillig nukkig.
    Onvoorspelbaar onvoorspelbaar - English translation of onvoorspelbaar from Dutch from the dutch-English Dictionary - Cambridge Dictionary.
onvoorspelbaar

Apart

Learn how to use apart and a part correctly with definitions, examples, and quizzes. Apart is an adverb meaning separated, while a part is a noun meaning a piece or segment. Learn the meaning and usage of the word apart as an adverb and an adjective, with synonyms, example sentences, word history, and related phrases. Find out how to distinguish apart from a part and other words with similar meanings. Apart Apart is an adverb meaning separation, and a part is a noun meaning a fraction or a role. Avoid confusing them with examples and tips from Grammarly.
apart